Oostaanzicht van de drie sluiskolken van de Oranje Sluizen te Amsterdam.
(Foto: René Ros, 2009)
De herdenkingsteen van de Oranje Sluizen te Amsterdam.
(Foto: René Ros, 2003)
Toen rond 1870 het IJ werd ingepolderd en het Noordzeekanaal werd aangelegd, werd het noodzakelijk gevonden om het IJ tussen Schellingwoude en Amsterdam met een afsluitdijk (met daarin de Oranjesluizen) te dichten. Waarmee het IJ gesplitst zou worden in een Binnen of Afgesloten IJ en Buiten-IJ.
Vanaf 1872 had het Binnen-IJ daardoor een eigen waterpeil en geen eb en vloed werking via de Zuiderzee meer. Vier jaar later, in 1876, werd het Noordzeekanaal geopend.
In 1886 werd die afsluitdijk doorgraven voor de mond van het nieuwe Merwedekanaal, het huidige Amsterdam-Rijnkanaal. Via de daarin gelegen dubbele schutsluis kon men, meer zuidelijk, het kanaal oversteken. En van 1937 tot 1960 met een over rails rijdende pont.
Om dichtslibben van de vaarroute van en naar de Oranjesluizen in het Buiten-IJ te beperken, werd in 1890 een ruim 4 km lange strekdam aangelegd vanaf de Oranjesluizen tot tegenover het Vuurtoreneiland Durgerdam. Vier jaar later werd er ook zuidelijk een strekdam van 1,4 km aangelegd zodat er een bijna driehoekig watervlak ontstond dat tot ongeveer 1920 gebruikt is als baggerdepot.